Cursus: Helden en heldendichten, Dronten

Het universele in de aloude epiek

De Mesopotamiërs hadden het Gilgameš-epos en de Grieken hadden de Ilias en de Odyssee. De Romeinen hadden de Aeneis. De Franken hadden het Roelandslied en in het Duitse Rijk hadden ze het Nibelungenlied. Het zijn stuk voor stuk prachtige teksten die van generatie op generatie werden voorgedragen, gelezen, bewonderd en geïmiteerd.

In deze cursus kijken we in wat meer detail naar deze aloude heldenliederen. Ze komen uit een wereld die de onze niet is en ze vormen de neerslag van waardepatronen die wij niet delen. Maar ze blijven ons aanspreken. Blijkbaar schuilt er in de aloude epiek toch iets universeels.

In de eerste bijeenkomst kijken we naar de zogeheten mondelinge literatuur: het doorgeven van informatie in halfgeletterde samenlevingen, waarbij al snel poëzie een rol gaat spelen. Zulke poëzie wordt weleens opgetekend, en dan ontstaat een heldenlied. Hét voorbeeld is het epos van Gilgameš, waarvan we de ontwikkeling kunnen volgen.

In de tweede bijeenkomst behandelen we de Griekse heldenliederen, waarvan Homeros’ Ilias en de Odyssee de bekendste zijn. Van deze gedichten kennen we het ambacht van de dichter het best. Hoe improviseerde een bard zijn liederen? En ook: wat is het verschil met de latere heldendichten uit de klassieke wereld, zoals de Argonautica en Vergilius’ Aeneis?

Tot slot kijken we naar de middeleeuwse epiek. Om te beginnen het fascinerende Roelandslied, dat een van de invloedrijkste teksten uit de Europese geschiedenis is geworden. We kijken naar de oudste verhalen over koning Arthur, die veel gekunstelder zijn, en we kijken tot slot naar het Nibelungenlied: een verhaal over doem en dood, dat desondanks mooi is.

Bij elk van deze teksten komt de vraag aan de orde: wat zou er waar kunnen zijn? Hoe zijn deze teksten ontstaan en gegroeid? Anders gezegd, hoe werkt mondelinge literatuur?


Cursisten krijgen de cursus de PowerPoint-presentaties per e-mail toegestuurd.